Kees Verwey - Kijken is beleven Tussen twee werelden
Kees Verwey groeide op in de schaduw van grote namen. Zijn vader was politiek actief en publiceerde vele artikelen op sociaal-economisch gebied. Diens broer was de bekende dichter, criticus en essayist Albert Verwey. En niet minder beroemd was een andere oom: de architect H.P. Berlage. Met beiden onderhield het gezin warme betrekkingen. Kees Verwey kende ze goed. Ook kwam hij in contact met enkele invloedrijke vrienden uit de kringen van zijn ooms, zoals de kunstenaar Richard Roland Holst.
Wie waren deze cultuurdragers? Welke invloed hadden ze op de jonge Kees Verwey? En waarom koos Verwey uiteindelijk voor de redelijk obscure Boot als leermeester?
Kees Verwey bracht de eerste 20 jaar van zijn leven door in een milieu waarin maatschappelijke betrokkenheid, idealisme, kunst en cultuur centraal stonden. De nationale coryfeeën op deze terreinen kwamen bij hem thuis over de vloer. Ze bespraken uiteenlopende onderwerpen met elkaar, waaronder de creatieve ontwikkeling van Kees. Dat laat een jongen niet onberoerd. Stimuleerden zij hem in zijn ontwikkeling?
Over de invloed van cultuurdragers als Albert Verwey, H.P. Berlage en zijn vader op hem zei hij eens:
‘Er waren zoveel beroemdheden in mijn familie en in de onmiddellijke omgeving daarvan, dat de veelheid verlammend op mij heeft gewerkt en ik door de overmacht waartussen ik als kind ben opgegroeid, bijna werd verstikt’.
De persoonlijkheid van Kees Verwey zal daar ook aan bijgedragen hebben. Hij omschreef zichzelf in ‘Proeve van een geschreven zelfportret’ als volgt:
‘Als jongen was hij lang, bang en een beetje vreemd. Hij stotterde en in de familie werd hij om zijn apartheid gemeden. Op school was hij een moeilijke leerling. De andere kinderen waren hem de baas'.
Maar met zijn tekeningen verwierf hij ieders aandacht en respect. Bewondering kreeg hij vooral van zijn moeder, Jacqueline Bienfait.
Wie waren de beroemdheden uit zijn directe omgeving eigenlijk? En wat hebben ze voor Kees Verwey betekend?
Albert Verwey en het impressionisme
Albert Verwey (1865-1937) verkeerde jarenlang in het hart van het culturele leven in Nederland. Hij behoorde met Willem Kloos en Frederik van Eeden tot de oprichters van De Nieuwe Gids: het tijdschrift waarmee de Tachtigers in 1885 de ingedutte vaderlandse literaire wereld zouden doen opschrikken door een krachtig nieuw geluid ten faveure van esthetiek en emotie.
Later nam Albert Verwey afstand van de idealen van De Nieuwe Gids en richtte hij zich op de principes van de gemeenschapskunst. De kunst zou volgens deze internationale beweging een sociale rol moeten spelen. De vormgeving van de openbare ruimte, van huis en haard, kunst, kleding en gebruiksvoorwerpen diende bij te dragen aan een nieuw elan voor iedereen. Zijn tijdschrift De Beweging (1905-1919) profileerde zich als het orgaan van gemeenschapskunst. Medewerkers waren onder anderen H.P. Berlage, de staatsman Troelstra en de schrijvers P.C. Boutens en Van Eeden.
Kees Verwey zou herhaaldelijk bij zijn oom Albert in Noordwijk aan Zee logeren. Hij werd door hem ingewijd in het werk van Nederlandse schilders. Hij zei daarover:
‘Als ik als jongen bij hem thuis kwam, in Villa Nova, dan ging hij met mij langs al zijn schilderijen (en daar waren Breitners bij, Derkinderens, Toorops, Isaac Israels en Karsens) en vertelde me er alles over. Waar ze vandaan kwamen, wie ze gemaakt hadden enz.'.
H.P. Berlage en de gemeenschapskunst
De andere bekende oom was bouwmeester H.P. Berlage (1856-1934). Hij wordt beschouwd als de vader van de moderne Nederlandse architectuur. Berlage was een architect die zich los wist te maken van de in zijn tijd toegepaste historische stijlen. Hij gaf de architectuur een rationele grondslag. En hij werd daarom bewonderd door de architecten van Het Nieuwe Bouwen en de Amsterdamse School. Men beschouwde hem als leermeester en inspirator.
Met de latere Albert Verwey had Berlage gemeen dat hij zijn werk grondvestte op de overtuiging dat kunst in relatie moest staan tot de materiële en sociale ontwikkelingen van zijn tijd. Mede daarom is Berlage zo actief geweest op het gebied van de stedenbouw in Nederland.
In het ouderlijk huis in Santpoort bevond het atelier van Kees Verwey zich in een door Berlage ontworpen aanbouw.
Chris Verwey en het engagement
De vader van Kees, Chris Verwey (1866-1944), werkte als hoofdboekhouder en accountant bij De Algemeene Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente, destijds de grootste levensverzekeringsmaatschappij in Nederland. Maar zijn ambities lagen elders. Chris Verwey heeft niet de bekendheid gekregen van zijn broer en zwager. Toch manifesteerde hij zich in brede kring nadrukkelijk als een maatschappelijke betrokken man. Hij was oprichter, actief lid en voorman van de Liberaal-Socialistische Beweging, die ijverde voor de afschaffing van het grootgrondbezit. Ook was hij enige jaren hoofdredacteur van De Uitweg, het blad van zijn partij. Daarin publiceerde hij vele artikelen over economische kwesties.
Verwey vestigde zich met zijn gezin in 1908, na wat omzwervingen, aan de rand van het duingebied in Santpoort. Thuis aan de muur hing werk van Eduard Karsen en Willem Witsen en er waren reproducties van Holbein.
In de eigen tijd verdwaald
De omgeving van Kees Verwey was dus sterk gericht op maatschappelijke kwesties en men beoogde de kunst daarop te grondvesten. Gemeenschapskunst, decoratie, monumentalisme... Het zijn kernbegrippen binnen die kunstopvatting. Voor de traditionele vrije schilderkunst scheen geen plaats te zijn.
‘Door milieu en familierelaties scheen ik dus gepredisponeerd om in de monumentale sfeer te komen’, heeft Verwey ooit gezegd. Het lijkt een understatement over de inwerking van alle beroemdheden op hemzelf. De monumentale kunst omringde hem werkelijk altijd, zelfs als hij met zijn vader wel eens een uitje maakte naar Amsterdam.
Zo was het gebouw waarin de werkgever van Chris Verwey gehuisvest was, ontworpen door Berlage. Ze bekeken er samen de muurschilderingen van Derkinderen. En dan was er natuurlijk de Beurs van Berlage die ze regelmatig bezochten. Het decoratieprogramma, met werk van onder anderen Jan Toorop, was door Berlage met hulp van Albert Verwey samengesteld.
In de persoonlijke sfeer ontmoette Kees Verwey ook de vrienden van zijn ooms, zoals de kunstenaar Richard Roland Holst, overtuigd aanhanger van de gemeenschapskunst.
De gemeenschapskunst was overal. Maar ook het Hollandse impressionisme was, dankzij Albert Verwey, nooit ver weg. Het was geen wonder dat deze stromingen een grote invloed hadden op de jonge kunstenaar. Al lijkt de vrijere stijl van het impressionisme hem het meest aangesproken te hebben. Zelf zei hij erover in ‘Proeve van een geschreven zelfportret’:
‘De bagage die hij van zijn familie meekreeg was niet gering. De geest die in hoofdzaak zijn ouderlijk huis kenmerkte was naar de tijd gerekend een halve eeuw ten achter. Schilders als Breitner, Verster, Witsen, Karsen, maakten een diepe indruk op hem en deze indruk [...] drong voor altijd in zijn wezen door. Zo werd hij bij voorbaat al gevormd door zijn afkomst en omgeving. [...] Hij doet verwoede pogingen uit zijn isolement van Tachtiger weg te komen. Dat is hem niet gelukt. Hij blijft [...] een in zijn eigen tijd verdwaalde’.
H.F. Boot en de vrije schilderkunst
Een nieuw perspectief op kunst – en daarmee een nieuw perspectief op zijn eigen mogelijkheden – kreeg Kees Verwey toen hij zich buiten de eigen kring ging bewegen. Op aandringen van zijn tekenleraar op de HBS, maakte hij kennis met de schilder H.F. Boot (1877–1963). Verwey geraakte in een rommelig atelier in een Haarlems volksbuurtje zo gefascineerd door de stillevens van Boot dat hij lessen van hem wilde nemen. Boot wees dat in eerste instantie af – schilders moesten eenvoudige mensen zijn en niet behoren tot ‘geleerde of gereputeerde elitekringen’ – maar hij stond toe dat Verwey hem af en toe opzocht voor raad.
De jonge kunstenaar ontwikkelde zich snel dankzij de adviezen van Boot en hij wilde zich gaan bewijzen op het gebied van de vrije schilderkunst. Hij verliet daarom in 1918 de HBS voortijdig. Vreemd genoeg schreef hij zich niet in voor een tekenopleiding of schilderlessen. Verwey meldde zich als leerling aan de Voorbereidende Afdeeling van de School voor Kunstnijverheid, daarmee terugkerend in de schoot van de gemeenschapskunst. Het zou het begin zijn van een hele reeks niet-afgemaakte opleidingen.
Kees Verwey raakte zo teleurgesteld in zijn verwachtingen van de verschillende opleidingen dat hij zelfs de belangstelling voor het schilderen helemaal verloor. Hij bekeerde zich tot de muziek en nam vioollessen. Deze omslag liet de familie niet onberoerd, zoals blijkt uit een brief van Albert Verwey aan de vader van Kees uit 1919:
‘Toevallig heb ik Vrijdag in Amsterdam Kees gesproken. Hij vertelde mij van zijn laatste beroepsverandering. Dat is natuurlijk een zot plan en zal als zoodanig zichzelf wel corrigeren. (...) Begreep ik Kees goed, dan laat jullie hem vooreerst zijn gang gaan, zonder daarom wat hij doet goed te vinden. (...) Komt er, wat, dunkt me, niet kan uitblijven, een reactie op de tegenwoordige anti-teekenstemming, dan krijgt hij allicht een ander inzicht en dan is het misschien nog mogelijk hem in zijn doen en laten te beïnvloeden. Zaterdag was Berlage hier en kon ik niet laten met hem erover te spreken. Hij was te allen tijde bereid te helpen (...). Hij zal je, eind van deze week, wanneer hij toch in Haarlem moet zijn, er wel over aanspreken. Ik denk evenwel dat, voor Kees zelf weer omslaat, er weinig te doen zal zijn.
De omslag waar Albert Verwey op hoopte, zou zich een paar jaar later voordoen, onder omstandigheden die niemand had voorzien.
Tot inkeer in het gevang
Toen Kees Verwey zich in 1922 in Ede meldde voor militaire dienst weigerde hij zijn uniform aan te nemen. Door plotselinge weerzin bevangen besloot hij dienst te weigeren. Zijn antimilitaristische milieu – zijn ouders, de Santpoortse dominee Van den Bergh-van Eysinga en Berlage - steunden hem hierbij. Verwey werd tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hij las veel, schreef en begon weer te tekenen. Bekend en geroemd zijn de schetsen die hij maakte naar aanleiding van de lectuur van Cervantes’ Don Quichotte. Hopmans zei erover:
‘Raak en soms zeer suggestief zijn de gelezen “toneelen” met enkele penseelstreken en wassingen na een ondertekening met krijt, op papier gezet’.
Zijn moeder liet hij weten: ‘Zeg, weet je waar ik nou zoo dolgraag bij had willen wezen; bij die tentoonstelling van Breitner (...) in de Kalverstraat’. Zijn ‘anti-teekenstemming’ behoort nu definitief tot het verleden.
Eenmaal uit de gevangenis maakt hij een aantal van zijn bekendste werken, zoals de portretten van Albert Verwey en zijn moeder. Ze zijn geschilderd met een ‘losheid’ die doet vermoeden dat hij de strenge lessen van de Kunstnijverheidsschool achter zich heeft gelaten. Overigens werd hij op die losheid in 1923 nog krachtig aangesproken door Richard Roland Holst, toen hoogleraar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Over het beroemde portret van Albert Verwey zei hij:
‘Bluf! Daar een hoopie bluf. Blijf van ’t vette krijt en dikke penseelen. Een dun hard potlood moet je nemen en dan nog eens probeeren te kwispelstaarten’. En: ‘Je neigt uit jezelf meer naar het monumentale’.
Verwey dacht daar anders over, Boot ook.